PREVIEW 1 :  “ Relevantie van architectuur ”   (b)

Definities:

“In het begin van de 21ste eeuw wordt, door de ICT-revolutie, zichtbaar dat  er veranderingen zijn opgetreden in de beeldvorming van stedenbouw, woonomgeving, duurzaamheid, mobiliteit e.d.

De gebouwde omgeving, als drager en thuisbasis voor sociale netwerken, is sterk aan het veranderen.

Hierbij kan  de vraag naar de relevantie van architectuur gesteld worden.”

Het maakt verschil of deze gebouwde omgeving, door de gebruikers, als troosteloos of als inspirerend wordt ervaren.

Duidelijk is wel dat ze altijd impact op de mens heeft (en heeft gehad).

Het gebouw spreekt daarin zijn eigen taal, zonder dat het nodig is om de, aan het ontwerp ten grondslag liggende, bedoelingen te kennen.

De gebouwde omgeving is een bonte verzameling van bouwwerken en daardoor lijkt het op een Babylonische spraakverwarring.

Te midden daarvan is de mens op zoek naar plekken voor wonen en werken, naar sociale contacten of naar afzondering.

Hij beweegt door de ruimte en hij communiceert.

Zijn levensgeluk wordt zo mede bepaald door de gebouwde omgeving waarin hij dagelijks moet leven.

Hij kan er echter tijdelijk voor kiezen om de natuur in te trekken of om zich voor zijn omgeving af te sluiten.

Architectuur, (dat is de kunst en de leer van het ontwerpen en uitvoeren van bouwwerken), maakt het verschil in de gebouwde omgeving!

Architectuur is bouwkunst:

Een gebouw begint als idee, dat wordt vertaald in een concept, dat vervolgens kan worden gebouwd.

Ook, als het nooit tot bouw van het concept komt, kan worden beoordeeld of hier sprake is van architectuur.

Een concept kan, bijvoorbeeld, in een virtuele wereld worden beleefd.

Onder kunst wordt verstaan het creatief tot uiting of voorstelling brengen van gedachten of gevoelens op een wijze, die ontroering kan veroorzaken.

Architectuur werkt dus op het gemoed van de mens in.

Zo ontstaat er wisselwerking tussen mens en gebouw.

Een gebouw, dat het zonder deze inzet moet doen, maakt grote kans op een negatieve uitstraling.

Uitgangspunt is, dat iedere architect de plicht heeft bij het ontwerpen zoveel mogelijk z’n best te doen.

Streven naar meerwaarde in de gebouwde omgeving, door middel van goede architectuur, moet eigenlijk in elk gebouwconcept aanwezig zijn.

Na de voltooiing van een gebouw, zal, uiteindelijk, door de gebruikers worden beoordeeld of dit merkbaar is.

Wanneer het gebouw, door zijn gebruikers, in deze zin wordt ervaren en ook indien de buitenstaander (architect, kunstkenner, beeldhouwer etc.) kan vaststellen dat er “architectuur” is ontstaan, is het pas zinvol de architectonische kwaliteit op zichzelf te beoordelen.

Voorbeelden:

Bij een “topstuk”, als bijvoorbeeld de gotische kathedraal van Chartres (ca. 1200 n.Chr), ondergaat de hedendaagse bezoeker nog steeds een deel van het concept, dat bij de bouw voorlag.

Het was daarbij de bedoeling dat de mens zich binnenin de kathedraal  klein en kwetsbaar zou voelen en ook nu is dit effect nog te ondergaan.

Maar de rijke decoratie, met allerlei godsdienstige voorstellingen (om de gelovigen te onderrichten), heeft nu een andere uitwerking.

Voor de bezoeker, van nu, vormt het een  onderdeel van zijn esthetische genieting van het gebouw.

Gesteld kan worden dat de architectuur van het kerkgebouw, na 800 jaar, nog steeds relevant ( ter zake—van de ruimtebeleving– dienend) is.

Maar indien thans,  op geen enkele wijze nog iets te ervaren is van het oorspronkelijke concept  van een historisch gebouw, is het architectonisch niet of nauwelijks nog relevant te noemen.

Zoals bij nieuwbouwprojecten, waarbij alleen de voorgevel (als decorstuk) van een historisch gebouw wordt opgenomen.