PREVIEW 3 : “Relatie tussen dichtheid en ruimtelijke kwaliteit  (concept  b).

 

Stelling:

“Vergroting van bewoningsdichtheid is veelal een opgelegde situatie, waarbij een goede ruimtelijke kwaliteit cruciaal blijkt voor de acceptatie van deze dichtheid door de bewoners.

Om deze redenen is het onjuist, ruimtelijke ordening over te laten aan het vrije spel der krachten.

De vraag, of er dan een relatie tussen dichtheid en ruimtelijke kwaliteit bestaat, is nader onderzoek waard.”

 

Definities:

Onder dichtheid wordt verstaan, het aantal bewoners per oppervlakte-eenheid, en is als objectieve grootheid te beschouwen.

Het ruimtegebruik van hun woningen hangt samen met de inkomensopbouw in een bepaald gebied.

Hogere inkomens introduceren doorgaans grotere bouwvolumes, grotere bouwpercelen, maar ook een ruimer opgezette infrastructuur.

Ruimtelijke kwaliteit, op zichzelf, is een subjectief begrip.

De beoordeling ervan, is afhankelijk van het begrippenkader van de waarnemer.

Beoordeelt hij de visuele kwaliteit als slecht, neutraal of goed , maar ook of hij het heeft over de ruimte zelf of over haar begrenzingen (zoals straatwanden).

Het gaat dus primair over de vraag of hij zich in een of andere omgeving prettig voelt.

Daarbij gaat het niet alleen om visuele indrukken, maar ook om belevingen als rust of lawaai, geur of stank.

 

Openbare ruimte:

Het beheer van de openbare ruimte is een maatschappelijke taak voor zowel overheid als burgers.

Een zorgvuldig ingerichte, goed onderhouden openbare ruimte is, in eerste instantie, een overheidstaak.

De burgers, daarentegen, moeten  de zorgvuldig ontworpen en goed onderhouden straatgevels van gebouwen realiseren.

 

Invloeden:

Straatmeubilair, groenvoorziening, verkeers- en reclameborden, maar ook bezonning of windhinder beďnvloeden de openbare ruimte.

De vormgeving van de gevels, op de overgang tussen openbaar en privé is medebepalend.

Overal waar de mens verblijft, komt of geweest is, laat hij sporen achter, die bedoeld of onbedoeld, een signaal uitzenden naar andere mensen.

De (on-)leesbaarheid van deze signalen, voor anderen, kan van invloed zijn op het welbevinden van de bewoners ter plaatse.

 

Problemen:

Ergernissen over de rotzooi van de buren, of prettige herinneringen aan het leuke stadsparkje, maken deel uit van het dagelijkse bestaan.

Zolang er individuele vrijheid is, om te kiezen waar men wil verblijven, zijn vervelende confrontaties te vermijden; echter meestal kan men geen kant op.

 

Arbitrage:

Duidelijk is dat, naarmate er meer mensen op een klein oppervlak wonen, er meer onderlinge afspraken nodig zijn, om een ieder tot zijn recht te laten komen.

In een hechte gemeenschap kan de "sociale controle" zelf vaak kleinere problemen oplossen, maar ook daar is soms arbitrage van de overheid nodig.